Overbruggingswet box 3

Op 24 december 2021 heeft de Hoge Raad in het inmiddels bekende Kerstarrest een streep gehaald door de toentertijd geldende regeling in box 3. Volgens de Hoge Raad was de oude box 3-methodiek, waarbij de hoogte van de belasting forfaitair werd bepaald aan de hand van de hoogte van de grondslag sparen en beleggen, in strijd met het recht op eigendom en het gelijkheidsbeginsel uit het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).

Het arrest van de Hoge Raad heeft de gemoederen in 2022 flink bezig gehouden. Voor spaarders en beleggers die bezwaar hebben gemaakt, werd een compensatieregeling opgezet. Daarnaast werd er gezocht naar een nieuwe methodiek om belasting te heffen over spaargeld en andere box 3 vermogen.

Hervorming box 3

Het kabinet wil nu zo snel mogelijk toe naar een heffing over het werkelijk rendement op het box 3-vermogen. Oorspronkelijk was het de bedoeling op basis van het coalitieakkoord om dit stelsel vanaf 2025 in te laten gaan, maar na een onderzoek door Capgemini is besloten om de heffing op basis van werkelijk rendement met een jaar uit te stellen tot 2026. Er bleek toch meer tijd nodig te zijn voor een wetgevend traject, de modernisering van het ICT landschap van de Belastingdienst en de samenwerking met ketenpartners zoals banken en verzekeraars.

Van 2023 tot en met 2025 geldt daarom een tijdelijke box 3-overbruggingswetgeving.

In deze overbruggingsperiode wordt het box 3 vermogen van een belastingplichtige ingedeeld in één van de volgende drie categorieën:

  1. banktegoeden en contant geld;
  2. overige bezittingen en
  3. schulden

En voor iedere categorie gaat een afzonderlijk forfaitair bepaald rendementspercentage gelden. Om zo goed mogelijk aan te sluiten bij de werkelijke rendementen worden de forfaitair rendementspercentage voor de categorieën banktegoeden en contant geld en schulden pas begin 2024 vastgesteld.

Voor de categorie overige bezittingen is het forfaitair rendement wel al vastgesteld. Dit bedraagt in 2023 6,17%. Om de voorlopige aanslagen te berekenen, wordt uitgegaan van voorlopige rendementspercentages voor de categorieën banktegoeden en contant: 0,36% en schulden: 2,57%.

Wat zijn overige bezittingen in box 3?

Onder overige bezittingen wordt al het vermogen geschaard, wat geen spaargeld of contanten zijn.
Zonder volledig te willen zijn, kan het volgende als overige bezittingen worden aanmerkt en dat kan best even schrikken zijn, aangezien sommige beleggingen geen (of zeer beperkt positief) rendement opleveren:

  • Een geërfd huis van ouders;
  • Geld uitgeleend aan vrienden of ex-partner;
  • Tweede woning (pied-à-terre);
  • Aandelen of Exchange Traded Funds (ETF)/Trackers;
  • Familiehypotheek
  • Crowdlending of peer-to-peer-financiering;
  • Geld geleend aan de BV via bijvoorbeeld een rekening-courant DGA;
  • Een sociaal verhuurde woning of appartement.

Box 3 belasting moeten betalen, is zelfs mogelijk bij geleden verliezen c.q. negatieve rendementen op overige bezittingen. Dat heeft te maken met de hierboven genoemde aannames. De wetgever verwacht een bepaald fictief rendement. Niet iedere ‘overige bezittingen’ zoals een vastgoedportefeuille zal worden aangehouden en grootschalige uitponding van vastgoed dreigt. Let op, de peildatum van vermogen is leidend bij de bepaling van uw vermogenspositie.

Beschikt u over onroerende zaken in box 3? Door de actualisering van de leegwaarderatio kan de overbruggingswet box 3 een enorme impact hebben.

Stappenplan overbruggingswet box 3

De verschuldigde belasting in box 3 wordt in de nieuwe methodiek aan de hand van de volgende stappen berekend.

Stap 1. Bereken het rendement per vermogenscategorie met de rendementspercentages of voorlopig rendementspercentages. Om het rendement op de categorie schulden te berekenen past men eerst de schuldendrempel toe. Die is 3400,- euro per belastingplichtige in 2023.

Stap 2. Tel de rendementen in de categorieën 1 en 2 bij elkaar op en verminder deze met het rendement in categorie 3. Hiermee heeft u het belastbaar rendement berekend.

Stap 3. Bereken de rendementsgrondslag door de bezittingen te verminderen met de schulden wel na aftrek van de schuldendrempel.

Stap 4. Bereken het effectief rendement door het belastbaar rendement te delen door de rendementsgrondslag.

Stap 5. Bereken de grondslag sparen en beleggen door de rendementsgrondslag te verminderen met het heffingsvrij vermogen. Dat is € 57.000,- per belastingplichtige in 2023.

Stap 6. Bereken het voordeel uit sparen en beleggen door de grondslag sparen en beleggen te vermenigvuldigen met het effectief rendement en

Stap 7. Bereken de te betalen belasting door het voordeel uit sparen en beleggen te vermenigvuldigen met 32%. Dat is dit jaar het belastingtarief in box 3.

Voorbeeld

In het volgende voorbeeld afkomstig van de website van de belastingdienst wordt de nieuwe box 3 methodiek verduidelijkt.

Twee fiscaal partners hebben gezamenlijk de volgende vermogens in box 3:

  • Spaartegoeden: € 100.000,-
  • Beleggingen: € 150.000,- en
  • Schulden: € 50.000,-

de voorlopige rendementspercentage voor de bedragen voor

  • Spaartegoeden zijn: 0,36% voor
  • Overige bezittingen: 6,17% en
  • Schulden: 2,57%
  • Schuldendrempel bedraagt € 3400,- per belastingplichtinge en
  • Het heffingsvrij vermogen bedraagt €57.000,- per belastingplichtige.

De verschuldige belasting wordt nu als volgt berekend:

Stap 1. Rendementen per vermogenscategorie

  1. voor spaartegoeden: 0,36% * €100.000 = € 360,-
  2. bij de beleggingen: 6,17% * € 150.000 = € 9.255,-
  3. en de schulden: 2,57% * (€ 50.000 – 2 keer de schuldendrempel van € 3400,-) = € 1.111,-

Stap 2. U telt de categorieën 1 en 2 op minus de categorie 3 € 360,- + € 9.255,- – € 1.111,- dus € 8504,-

Stap 3 U bepaalt de rendementsgrondslag: € 100.000,- + € 150.000,- minus de schuld € 50.000 minus twee keer de schuldendrempel € 3400,- (€ 6800,-) = € 206.800,-

Stap 4. Het effectief rendement: € 8504,- gedeeld door die € 206.800,- x 100% is 4,11%.

Stap 5. De grondslag sparen en beleggen: € 206.800,- minus (2 keer het heffingsvrij vermogen (€57.000,-) dan komt u uit op € 92.800,-

Stap 6. Voordeel uit sparen en beleggen: € 92.800,- keer die 4,11% dus € 3.814,-

Stap 7. Te betalen belasting bedraagt dan die € 3.814,- x 32% is € 1.220,-

Peildatumarbitrage box 3

De peildatum voor box 3 blijft ongewijzigd op 1 januari. De nieuwe methodiek leid er toe dat belastingplichtige mogelijk om fiscale redenen hun vermogen gaan verschuiven binnen de verschillende vermogenscategorieën bijvoorbeeld door beleggingen uit categorie twee te verkopen en meer spaargeld categorie één aan te houden kan een aanzienlijke hoeveelheid aan belasting bespaard worden.

Om dit te voorkomen, wordt een aantal handelingen als peilarbitrage aangemerkt. Als dit het geval is, worden die handelingen voor box drie genegeerd. Dat wil zeggen dat de belasting wordt geheven alsof die handelingen niet hebben plaatsgevonden.

De volgende handelingen worden niet als arbitrage handelingen aangemerkt:

  • transacties voor 1 oktober;
  • en na 31 maart;
  • en als de periode tussen verkoop en aankoop of aankoop en verkoop meer dan 3 maanden bedraagt.

Als er sprake is van twee transacties die elkaar hebben opgevolgd binnen 3 maanden en die allebei tussen 1 oktober en de 31 maart hebben plaatsgevonden dan worden deze transacties aangemerkt als peildatumarbitrage. Dat is niet het geval als de belastingplichtige kan aantonen dat de transacties zijn gedaan vanuit zakelijke dus niet fiscale overwegingen.

Voorbeeld

Een belastingplichtige heeft op 31 december 2022 een spaartegoed van € 500.000,- en overige bezittingen van € 2,5 miljoen
Voor spaartegoeden bedraagt het rendementspercentage 0,36%. Voor overige bezittingen is dat 6,17%. En deze belastingplichtige betaalt bij een ongewijzigd vermogen op één januari 2023 bijna € 49.000,- aan Box 3 heffing.

Stel dat de belastingplichtige op 31 december 2022 alle overige bezettingen verkoopt en toevoegt aan de spaartegoeden.
In dat geval bedraagt de te betalen belasting slechts € 3.390,-.

Als de spaartegoeden vervolgens pas na 31 maart 2023 worden omgezet in overige bezittingen wordt de aan- en verkoop niet gezien als arbitragehandeling.

Stel dat deze belastingplichtige voor 1 april 2023 weer voor een bedrag van € 1.000.000,- de spaartegoeden omzet in die overige bezittingen. In dat geval wordt voor dit bedrag er vanuit gegaan dat er sprake is van een arbitragehandeling.

De verdeling waarvan nu wordt uitgegaan voor de box 3 heffing is dan € 2.000.000,- spaartegoeden en een miljoen overige bezittingen en hiermee bedraagt de verschuldigde belasting dan € 21.629,-.

Onderhoudsreservefonds en box 3

In box 3 vallen onder andere vorderingen en een reservering van de belastingplichtige in de onderhoudsreservepot van de vereniging van eigenaars (VvE). Het was onduidelijk of deze reservering bij de VvE in de categorie spaartegoeden of in de categorie overige bezittingen valt.

In een recente juridische procedure heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bepaald dat het aandeel in een reservefonds van een vereniging van eigenaars voor box 3 moet worden aangemerkt als spaargeld en niet als overige bezetting.

Het Hof verwijst hierbij terecht naar een artikel uit de Burgerlijk Wetboek waarin staat dat bijdrage aan de VVE reserves moeten worden aangehouden op een betaal- of spaarrekening.

Vanaf begin januari 2023 is er inmiddels een hervorming van box 3 van kracht. De impact van deze tijdelijke overbruggingsregeling box 3 kan een Bliss adviseur voor u in kaart brengen en analyseren. Neem gerust vrijblijvend contact op om te sparren over uw persoonlijke situatie.

Review deze pagina aub

Klik op de sterren

Gemiddelde score 0 / 5. Aantal stemmen: 0

Geen stemmen, wees de eerste!

Plaats een reactie